NOBELMUZIEK
(06) 55 83 18 91
info@timnobel.nl
Research

In het kader van de Master 'New Audiences and Innovative Practice' deed ik onderzoek naar de kansen en problemen die ontstaan bij het implementeren van cross-over van pop en jazz in de klassiekemuzieksector. Hieronder de samenvatting van het onderzoek dat werd gewaardeerd met een 9. Het onderzoek is door het Prins Claus Conservatorium genomineerd voor de Hannie Schaftprijs 2018 van de Hanzehogeschool Groningen.

 

Samenvatting


Probleemschets
De belangstelling voor klassieke concerten in de traditionele vorm neemt al sinds enkele decennia af; de concertbezoeker vergrijst en publieksaantallen dalen (CBS, 2011; Neuburger, 2010; Vercammen, 2017). Als reactie hierop is een ontwikkeling zichtbaar vanuit politiek en maatschappij, waarin verbreding en het integreren van niet-klassieke stijlen binnen de gesubsidieerde klassiekemuzieksector benadrukt worden. De Raad voor Cultuur adviseerde in de beleidsnota 2017-2020 een integraal en inclusief aanbod, waarbij een ruimer begrip van de artistieke activiteiten van musici en producerende muziekinstellingen als orkesten en ensembles wordt gehanteerd (Raad voor Cultuur, 2017). Over de noodzaak van vernieuwing binnen de klassiekemuzieksector lijkt dan ook geen discussie te bestaan.

Als gevolg van de hierboven geschetste ontwikkeling zijn orkesten in beweging. Met nieuwe formats wordt getracht nieuw publiek te bereiken, vaak speelt cross-over met pop en jazz hierbij een rol. De sector lijkt echter niet altijd in staat om deze cross-over op een niveau te brengen die past bij een gesubsidieerd professioneel orkest. Ondanks de politieke en maatschappelijke druk tot verbreding, is tot op heden nauwelijks onderzocht hoe cross-over succesvol kan worden geïmplementeerd. In dit onderzoek is in kaart gebracht wat de kansen en conflicten zijn bij de implementatie van cross-over met jazz en pop in de klassiekemuzieksector.

Methode van onderzoek
Dit onderzoek ontleent zijn kracht aan een combinatie van diverse methoden. Er is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek, semigestructureerde interviews, participatief onderzoek en van vragenlijsten. Het literatuuronderzoek is gebruikt om de vraag te beantwoorden welke ontwikkeling we zien wat betreft het conventionele klassieke concert, en wat mogelijke oorzaken van deze ontwikkeling zijn. Op basis van semigestructureerde interviews zijn diverse professionals (onder meer musici, dirigenten, geluidstechnici, arrangeurs en wetenschappelijk onderzoekers) bevraagd over kansen en problemen bij cross-over. De semigestructureerde interviews leverden input en sturing aan diverse onderwerpen, zoals het belang van socialisatie en transitie van orkesten, het belang van improvisatie, het benutten van symfonische mogelijkheden met cross over en de mogelijke problematiek rondom geluidsversterking van symfonieorkesten. Het participatief onderzoek gaf ruimte tussentijdse bevindingen te toetsen en aanbevelingen uit te werken. Het vragenlijstonderzoek tot slot is gebruikt om in kaart te brengen wat de kansen en conflicten zijn bij cross-over van klassiek met pop en jazz volgens Nederlandse orkestmusici. Er is hierbij gebruikt gemaakt van een digitale enquête die is uitgezet onder alle professionele symfonieorkesten in Nederland. De resultaten zijn kwantitatief geanalyseerd.

Resultaten
Uit het literatuuronderzoek blijken diverse oorzaken voor de afnemende belangstelling voor klassieke concerten in de conventionele vorm. Hierbij valt te denken aan de teruglopende kennis van de betekenissen van klassieke muziek, veranderend muziekonderwijs, sterke concurrentie met een toenemend divers aanbod en het formele karakter; klassieke concerten worden als sociaal ontoegankelijk ervaren (Abbing, 2009). Daarnaast lijkt het centraal stellen van de compositie niet goed aan te sluiten bij de huidige tijd, hetgeen wordt omschreven als het contrast tussen representatie- en presentiecultuur (Hamel, 2016).

Het literatuuronderzoek, de semigestructureerde interviews en het participatief onderzoek vormden de basis voor de vragenlijsten die door 104 respondenten zijn ingevuld. Hieruit blijkt dat zowel musici als beleidsmakers groot belang hechten aan kwaliteit. Het niveau van de arrangementen lijkt vaak doorslaggevend voor deze kwaliteit, de mogelijkheden van het symfonieorkest worden bij cross-over niet altijd volledig benut. Voor orkestmusici bleek het binnen de perken houden van het volume bij cross-over met pop een zwaarwegend punt. Orkestmusici bleken gemotiveerd om cross-over te brengen mits wordt voldaan aan de kwaliteitscriteria die ook gelden voor de professionele klassiekemuzieksector. Er liggen kansen op het gebied van improvisatie en het ontwikkelen van lichtemuziekvaardigheden voor klassieke musici.

Conclusies en aanbevelingen voor de praktijk
Met de teruglopende belangstelling voor het conventionele klassieke concert is er een breed gedragen wens ontstaan vanuit politiek en maatschappij om het aandeel van cross-over in klassieke muziek te vergroten. Dit is de eerste studie waarbij de kansen en de conflicten die daarbij ontstaan in kaart zijn gebracht.

Van klassieke muziek wordt vaak gezegd dat het verbindt en ontspanning en troost biedt. Zeker is dat een goed cultureel aanbod van groot belang is voor het vestigingsklimaat. Ook is een goede professionele muzieksector van directe invloed op het amateurcircuit en op het aanbod van muziekeducatie. Muziek draagt bij aan het menselijk welzijn.

Op basis van de conclusies uit dit onderzoek kunnen de volgende concrete aanbevelingen worden gedaan bij het implementeren van cross-over van klassieke muziek met pop en jazz;


•    Binnen de beroepsgroep van klassieke musici bestaat bereidheid deel te nemen aan cross-over- projecten met pop en jazz, ook al is men hiervoor niet opgeleid. Cross-over wordt in meerderheid gezien als een aangename afwisseling van de programmering en het belang van cross-over voor maatschappelijke verbreding wordt herkend. Van deze bereidheid en positieve instelling kan dan ook gebruik worden gemaakt om een streven naar verbreding in de klassieke muziek, teneinde de publieksaantallen te vergroten, concreet vorm te geven. Een kanttekening hierbij is dat jonge respondenten (<38 jaar) wat kritischer lijken te zijn; zij geven vaker aan dat cross-over programma’s het symfonieorkest kunnen degraderen tot een begeleidingsorkest, en dat cross-over de kwaliteit van het orkest kan uithollen, omdat deze muziek te weinig lagen heeft.
•    Een belangrijke voorwaarde voor het implementeren van cross-over van klassiek met pop en jazz is dat er geen concessies aan de kwaliteit mogen worden gedaan, en dat de artistieke integriteit dient te worden behouden. Een concreet voorbeeld van het behoud van kwaliteit is de voorwaarde dat er voldoende uitdagende arrangementen gebruikt dienen te worden; geslaagde cross-over begint bij goede arrangementen.
•    Zuiver klassiek geschoolde dirigenten lijken meer kennis van lichte muziek nodig te hebben om een cross-over programma voldoende diepgang te geven. Training in lichtemuziekvaardigheden voor klassieke musici zou de kwaliteit van cross-over kunnen verbeteren. Cross-over is een vast onderdeel geworden van de professionele klassiekemuzieksector. Om ook binnen cross-overproducties aan de geldende kwaliteitscriteria van de sector te kunnen voldoen is bijscholing en aandacht in de opleiding voor lichtemuziekvaardigheden sterk aan te bevelen.
•    Een meerderheid van de respondenten ziet ruimte voor improvisatie als onderdeel van de algemene vaardigheden van klassieke musici. Improvisatie kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van klassieke musici. Doordat improvisatie onderdeel is van het ‘hier en nu’ draagt het bij aan de urgentie van de uitvoering; bij conventionele klassieke muziek ligt de focus op het representeren van een compositie van (meestal) lang geleden. In de opleiding zou meer aandacht kunnen worden besteed aan improvisatie.
•    De geluidssterkte bij cross-over met pop blijkt een belangrijk knelpunt te zijn voor orkestmusici. Uit recent onderzoek (Wenmaekers, 2017) blijkt dat risicovolle belasting voor het gehoor bij orkestmusici vaak komt van het eigen instrument aangezien zich dat dicht bij het eigen gehoor bevindt. Het onderzoek van Wenmaekers heeft zich niet gericht op de situatie bij cross-over. Bij cross-over is vaak sprake van monitorversterking op het podium. De balans in het orkest bij cross-over verschilt hierdoor vaak van die bij conventionele concerten. Bovendien zijn dynamische verschillen in popmuziek vaak gering waardoor het volume gedurende langere tijd tamelijk hoog kan zijn. Juist die duurbelasting kan schadelijk zijn voor het gehoor. Ook is er eventueel het effect van het verhogen van het eigen volume doordat de totaalklank hierom vraagt. Vervolgonderzoek en het verwezenlijken van een goed protocol omtrent deze problematiek lijkt wenselijk.

 

Referenties


Abbing, H. (2009). Van hoge kunst naar nieuwe kunst. Historische Uitgeverij Groningen.

CBS- Bezoek aan Culturele voorstellingen en musea 1983-2007
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81100NED&LA=NL

Hamel, M. (2016). Speelruimte voor klassieke muziek in de 21ste eeuw. Rotterdam: Codarts.

Neuburger, M. (2010). Een grijs publiek of een onbekend publiek; een onderzoek naar het reeds gedane onderzoek rondom de (vermeende) vergrijzing van het publiek van de klassieke concertzaal. Universiteit Utrecht.

Raad voor Cultuur (2017). Artistieke Ontwikkeling in productie en presentatie. http://toekomst- cultuurbeleid.cultuur.nl/sectoradviezen/muziek/de-muzieksector-vanuit-artistiek-perspectief.

Vercammen, M. (2017),'Audience development for classical music performances in The Netherlands: how to attract young audiences?', erasmus University Rotterdam, The Netherlands

Wenmaekers, R. H. C., (2017). ‘Stage acoustics and sound exposure in performance and rehearsal spaces for orchestras’, Technische Universiteit, Eindhoven, Nederland